Schuldeisers: hoe en wat?
Het kenmerk van een onderneming in discontinuïteit is liquiditeitsproblemen. Als de bank ook nog eens de vinger extra aan de pols van de onderneming houdt, dan wordt het liquiditeitsprobleem nog eens extra versterkt. De onderneming dreigt dan in een vicieuze cirkel terecht te komen die moeilijk te doorbreken is.
Onder deze omstandigheden stijgen ook de rentekosten en de incassokosten van de openstaande schulden explosief, om nog maar te zwijgen over de opeisbare boetes als gevolg van het niet tijdig betalen van crediteuren.
De kosten van de in discontinuïteit verkerende onderneming kunnen dan ook onder deze omstandigheden sprongsgewijs sterk stijgen, waardoor er nog meer spanning komt te staan op het al aanwezige liquiditeitsprobleem.
Onder deze omstandigheden staat verantwoord crediteurenbeleid dan ook vaak gelijk aan crisismanagement!
Bestrijden lastige crediteuren
De onderneming moet proberen te voorkomen dat het nog meer op drift raakt door lastige crediteuren. Het meest geschikte middel om effectief een aanval van crediteuren te pareren is een betrouwbaar en doortimmerd overlevingsplan.
Vooruitlopend op dat overlevingsplan kan een goede liquiditeitsbegroting als “tool” effectief worden ingezet voor het beheersbaar houden van de eerste groep lastige crediteuren. Nadat het overlevingsplan gereed is kan de liquiditeitsbegroting, al dan niet bijgesteld, geruisloos inschuiven in het overlevingsplan.
Ken uw crediteuren
Aangezien crediteuren een verzamelnaam is voor alle schuldeisers van de onderneming dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de verschillende soorten crediteuren:
- de bank
- de fiscus en uitvoeringsinstanties
- personeel
- leveranciers
Banken
Banken hebben hun vorderingen afgedekt door zekerheden. Pandrecht en hypotheek zijn daar de bekendste voorbeelden van. Materieel gesproken houdt dat in dat banken bij een faillissement gerekend kunnen worden tot de groep bevoorrechte crediteuren, omdat zij op de boedel een voorrangspositie hebben.
Daardoor kunnen conflicterende belangen ontstaan tussen de belangen van de leveranciers en de bank. Leveranciers die geen wettelijke voorrangsrechten hebben moeten dan ook vaak met lede ogen aanzien dat hun vorderingen qua rangorde onderaan staan, tenzij ook zij zekerheidsrechten hebben.
Fiscus en uitvoeringsinstituut
De fiscus en het uitvoeringsinstituut hebben op grond van wettelijke bepalingen voorrangsrechten. Van de fiscus is de bekendste het bodemrecht.
Ook hierdoor worden concurrente crediteuren in een faillissement vaak benadeeld. In de volgorde van crediteuren sluiten zij vaak de rij.
Personeel
Als werknemers crediteur zijn van de onderneming, omdat achterstallige salarissen nog niet zijn betaald, dan worden zij door wettelijke bepalingen goed beschermd. Vorderingen van werknemers worden na het uitspreken van een faillissement van de onderneming overgenomen door de uitvoeringsinstantie. Daarvoor is wel vereist dat er daadwerkelijk sprake is van een faillissement en de curator niet in staat is om achterstallig loon te betalen. Uiteraard moet de loonvordering door de onderneming ook worden erkend.
Wat valt onder de loongarantie regeling?
- achterstallig loon, emolumenten en onkostenvergoedingen over een periode van 13 weken voorafgaande aan de datum van de opzegging
- loon over de opzegtermijn
- uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen, vakantietoeslag en pensioenpremie
Leveranciers
Ook leveranciers kunnen zekerheidsrechten hebben en derhalve een voorrangspositie innemen ten opzichte van crediteuren die geen voorrangsrechten hebben. De bekendste is het eigendomsvoorbehoud.
Onverantwoord betalingsbeleid
Door spanning en onwetendheid zijn ondernemers vaak geneigd om juist datgene te doen bij discontinuïteit wat men onder deze omstandigheden moet nalaten: het doen van valse beloftes en het voeren van een ad-hoc crediteuren beleid.
Onder druk doen ondernemers vaak beloftes aan crediteuren die zij niet kunnen nakomen! Dit gedrag roept dan extra irritatie op bij crediteuren waardoor zij sneller kunnen overgaan tot het aanvragen van faillissement.
Een andere valkuil is het hanteren van een ad-hoc beleid. Ondernemers van in discontinuïteit verkerende ondernemingen reageren onder deze omstandigheden vaak op ad-hoc basis naar crediteuren zonder oog te hebben voor het totale crediteurenbeleid.
Daardoor worden teveel ad-hoc beslissingen genomen die niet consistent hoeven te zijn met een onder deze omstandigheden verantwoord crediteurenbeleid. Hierdoor worden ook onbedoeld toezeggingen gedaan die achteraf niet nagekomen kunnen worden.
Als deze effecten gezamenlijk tot gevolg hebben dat bij de crediteuren het beeld ontstaat dat zij “aan het lijntje worden gehouden” dan kan daarmee onbedoeld het ontstekingsmechanisme in werking worden gesteld van een lawine van faillissementsaanvragen en beslagen in een periode dat herstel van de discontinuïteit soms nog mogelijk is.
Verantwoord betalingsbeleid
Een verantwoord crediteurenbeleid houdt in dat de ondernemer precies weet wie zijn crediteuren zijn, welke rechten zij hebben, welke mogelijkheden zij hebben om hun belangen veilig te stellen en hoe zij het meest effectief afgehouden kunnen worden.
Een verantwoord crediteurenbeleid houdt dan ook in dat hulp moet worden ingeroepen van een financiële adviseur die een liquiditeitsbegroting helpt opzetten. Mocht het nodig zijn dan is de liquiditeitsbegroting ook een eerste aanzet voor een goed overlevingsplan.
“Tools” van crediteuren
Een onderneming in discontinuïteit wordt altijd geconfronteerd met lastige crediteuren. De verklaring daarvoor is eenvoudig. Crediteuren zijn bang dat hun vorderingen niet betaald zullen worden, waardoor zij zelf ook in de problemen kunnen komen. Crediteuren bewaken zo’n post dan ook scherp en zetten “tools van crediteuren” in waarvan het effect haaks kan staan op de belangen van de in discontinuïteit verkerende onderneming.
Incassoprocedures
Zo kunnen crediteuren met zwaar geschut incassoprocedures starten, inclusief het leggen van conservatoir beslag en het opeisen van incassokosten, rente en contractueel overeengekomen boetes.
Door het leggen van conservatoir beslag kan soms de bedrijfsvoering van de in discontinuïteit verkerende onderneming ernstig belemmerd worden. Ook kan de financiële druk op de onderneming verder vergroot worden wanneer na onderhandelingen het conservatoir beslag wordt doorgehaald onder afgifte van een bankgarantie.
Onder deze omstandigheden is voor crediteuren het aanvragen van faillissement vaak het meest effectief. Materieel gesproken kan dat namelijk inhouden dat die crediteur een voorrangspositie verkrijgt omdat de onderneming er geen belang bij heeft dat vroegtijdig een faillissement wordt uitgesproken, terwijl er nog kans is op herstel van de discontinuïteit.
Rol kredietverzekeraars
Onder omstandigheden van discontinuïteit dient de onderneming ook alert te zijn op crediteuren die hun debiteuren hebben ondergebracht bij een kredietverzekeraar.
Deze crediteuren hebben een extra “tool” in handen, omdat de verzekeraar hun dubieuze debiteuren snel met zwaar geschut kan bestoken omdat ook de verzekeraar financieel belang heeft bij het betalen van de openstaande schuld. De crediteur heeft immers het risico van oninbare debiteuren afgedekt bij de verzekeraar en de verzekeraar zal alles in het werk stellen om haar risico af te wentelen op de in discontinuïteit verkerende onderneming.
Daar komt nog eens bij dat vaak meerdere crediteuren bij dezelfde kredietverzekeraar hun debiteurenrisico hebben afgedekt, waardoor de kredietverzekeraar incassoprocedures kan voeren voor meerdere crediteuren tegelijk.
In de praktijk is het dan ook bekend dat juist kredietverzekeraars vrij snel overgaan tot het aanvragen van faillissement en vrij star kunnen zijn in het treffen van betalingsregelingen.
Extra zekerheden
Crediteuren die geen zekerheidsrechten hebben, bijvoorbeeld leveranciers, proberen vaak vóór het faillissement (extra) zekerheden te verkrijgen, al dan niet met medewerking van de onderneming en de ondernemer.
Uiterste voorzichtigheid is dan voor alle partijen geboden! De ondernemer is in het zicht van een faillissement niet meer vrij om nog zekerheden te verstrekken. (Zie ook faillissementspauliana.)
Crediteurenakkoord
De Wet Continuïteit Ondernemingen II maakt het mogelijk dat bedrijven voor faillissement een schuldensanering kunnen doorvoeren via het instrument van een aangeboden crediteurenakkoord.
Als 75% van de crediteuren met het crediteurenakkoord instemt kan de rechter besluiten dat alle crediteuren, ook die tegen gestemd hebben aan dat akkoord gebonden zijn. Dit nieuwe wettelijke instrument, ter voorkoming van een faillissement, om schulden te kunnen saneren lijkt op eerste oogopslag een goede oplossing voor bedrijven die in zwaar weer verkeren.
De oplossing van een schuldensanering door het aanbieden van een crediteurenakkoord ter afkoop van de schulden lijkt dan een goede oplossing maar is dat in de kern vaak niet.
Er bestaat ook een crediteurenakkoord voor situaties waarbij een bedrijf failliet is verklaard. Zie crediteurenakkoord in faillissement.
Belastingdienst als schuldeiser
Door de crisis hanteert de belastingdienst een redelijk soepel invorderingsbeleid bij achterstallige belastingschulden. Wanneer belastingschulden door een ondernemer niet tijdig betaald kunnen worden dan kan uitstel van betaling worden gevraagd. De fiscus bekijkt dan of er uitstel kan worden verleend en onder welke condities. Als er zekerheden kunnen worden gegeven staat de fiscus een uitstel toe van maximaal 1 jaar.
Bijhouden van lopende verplichtingen
Uitstel van betaling wordt nooit verleend wanneer een ondernemer zijn lopende(toekomstige) belastingverplichtingen niet bij kan houden. Uitstel van betaling komt dan immers neer op het vergroten van de belastingachterstand en niet op het inlopen van de totale schuld en achterstand.
Belastingachterstand is een early warning
Belastingachterstanden ontstaan niet zo maar. Dan is er iets grondig mis met de continuïteit. Het niet tijdig kunnen betalen van belastingverplichtingen moet door iedere ondernemer als een ernstig waarschuwingssignaal worden opgevat. De lopende inkomsten van het bedrijf schieten immers tekort om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen. En dan ligt automatisch een faillissement op de loer. Zeker wanneer ook rekening wordt gehouden met het risico dat zelfs de lopende belastingverplichtingen wel eens niet betaald zouden kunnen worden. Waardoor de fiscus direct het verleende uitstel van betaling weer kan intrekken en de gehele belastingschuld direct ineens opeisbaar kan worden.